Laurierkersen

Verwilderde laurierkers in berm

Iedereen kent wel de ervaring dat je iets nieuws opmerkt in je omgeving, en dat je het daarna overal ziet. Je vraagt je dan af: hoe heb ik dat in vredesnaam al die tijd over het hoofd kunnen zien? Een dergelijke ervaring had ik met laurierkers. Het was niet zo dat ik hem nooit had waargenomen, maar ik was me niet bewust van het feit dat deze struik zo alom aanwezig is. Er is ook wel sprake van recente toename. Vroeger zag je alleen hoogopgaande struiken, tegenwoordig wordt ter vervanging van buxus, ook klein formaat aangeplant.

De in de winter groenblijvende laurierkers komt van oorsprong uit Zuidoost-Europa en Klein-Azië. De wetenschappelijke naam is Prunus laurocerasus. De wetenschappelijke geslachtsnaam ‘prunus’, betekent ‘pruim’. Hij behoort dus het hetzelfde geslacht als de vogelkers, de zoete kers, de pruim en de sleedoorn. De soortaanduiding ‘laurocerasus’, betekent ‘laurierkers’. Die naam is niet zo gek, omdat het blad qua vorm lijkt op laurier, ook wintergroen is en eveneens leerachtig. Er is toch wel een groot en in het oog springend verschil tussen de bladeren: het blad van laurierkers is sterk glanzend. Dat van laurier is mat. In de volksmond wordt laurierkers ook wel laurier genoemd, maar ze zijn in het geheel niet verwant. Dat de laurierkers tot hetzelfde geslacht behoort als de pruimen en kersen blijkt het meest uit de bloei. In mei verschijnen de mooie rechtopstaande trossen met witte bloemen, die goed worden bevlogen door hommels, honingbijen en allerlei soorten vliegen.

bloeiende laurierkers

De struik is al sinds de 16e eeuw in cultuur. Hij geldt als ijzersterk en neemt genoegen met vrijwel elke grondsoort en standplaats, zowel in zon als in de schaduw. Een enigszins vochthoudende bodem verdient echter de voorkeur. De zwarte bessen worden graag gegeten door vogels.

Beide factoren, de vogels en de standplaats, zorgen ervoor dat laurierkers makkelijk verwildert. De vogels zorgen voor het transport. Je komt laurierkers dan ook in toenemende mate verwilderd tegen. In Breda heel veel als haaginwijkeling. De eerste gedocumenteerde waarnemingen van verwildering dateren van rond 2000, midden in een periode (1998-2002) met relatief milde winters. De recente verwildering wordt daarom wel in verband gebracht met klimaatverandering. Sindsdien duikt hij meer en meer op in voedselrijke bossen en in de stad.

Laurierkers lijkt sterk op Portugese laurierkers (Prunus lusitanica), die ook regelmatig in tuinen te vinden is en inmiddels ook verwildert. Ook al in Breda gevonden. Laurierkers is van Portugese laurierkers te onderscheiden door een gladde of onduidelijk gekartelde/gezaagde bladrand. Bij Portugese laurierkers is de bladrand duidelijk gezaagd, daarnaast is de bladsteel bij deze soort rood. Bij laurierkers groen.

Inmiddels bestaan er verschillende cultivars van de laurierkers. Zo zijn er cultivars die laag blijven en een goede bodembedekking geven, cultivars die bont blad hebben en cultivars die extra goed geschikt zijn om er een haag van te maken.

De laurierkers bevat een cyaanhoudende glycoside. Na opname wordt uit de glycoside door een in de plant aanwezig enzym blauwzuur gevormd. Blauwzuur komt vrij snel in de bloedbaan terecht, waarna het in de lever onschadelijk wordt gemaakt. Als dit niet of niet volledig lukt; bijvoorbeeld door het eten van grote hoeveelheden, treedt blauwzuurvergiftiging op. Dat uit zich in duizeligheid, hoofdpijn, braakneigingen, versnelde ademhaling, bewusteloosheid, coma en tenslotte sterfte.

blad Portugese laurierkers

Bij een lage concentratie is blauwzuur licht irriterend voor de bovenste luchtwegen en slijmvliezen.  Alle zoogdieren zijn gevoelig voor blauwzuurvergifiging. Herkauwers zijn extra gevoelig. Verlept loof is zeer gevaarlijk omdat hierin de glycoside reeds is omgezet in blauwzuur.

Imkers en entomologen gebruiken laurierkers ook wel om bijen te doden. Ze kneuzen het blad, doen het in een potje: bij erbij. Entomologen omdat ze de bij willen determineren. Imkers omdat ze koninginnen teveel hebben.