Zenegroen en zenepaars

Kruipend zenegroen (Ajuga reptans) kom je in de stad vaak tegen, althans in Breda. In de stad is dat bijna altijd de cultivar ‘atropurpurea’ met bruinpaarse bladeren. Zie de foto boven. Dat paars kan nogal wisselen: van dieppaars tot groenpaars of tot zelfs met maar een zweem paars. Ooit is door een kweker een dieppaarse cultivar op de markt gebracht en door de klanten in tuinen gezet. Daarna zijn door kruising met de wilde groene planten, en verdere terugkruisingen, allerlei paarsschakeringen in het stedelijk milieu terechtgekomen. Je zou haast gaan denken dat in dit proces ook een vitaliteitsverbetering is opgetreden. Je komt in de stad meer en zeker forser zenegroen tegen dan in het buitengebied.

De plant behoort tot de lipbloemige en heeft daar dus de kenmerken van: vierkante steel en tegenoverstaande bladeren. De bloem is tweelippig, maar omdat de bovenlip heel kort is, lijkt het alsof deze ontbreekt. De onderlip heeft twee kleine zijdelingse lobben en een grote middelste lob. De plant maakt bovengrondse uitlopers die wortelen op de knopen.
In de zeventiende eeuw was zenegroen een beroemd middel voor wondheling. Een moderne toepassing is zenegroen ter bestrijding van witte vlieg.
De etymologie van de geslachtsnaam ‘Ajuga’ is niet 100% helder. De meest genoemde en meest aannemelijke verklaring is dat deze is afgeleid van het Latijnse ‘abiga’ dat ‘afdrijven’ betekent. De plant werd gebruikt om abortus op te wekken. De soortaanduiding ‘reptans’ betekent ‘kruipend’ en verwijst naar de bovengrondse uitlopers. De term ‘zene’ in zenegroen, betekent ‘altijd’. De plant heeft blijvend groene bladeren.

De zaadjes hebben een aanhangseltje dat voor mieren aantrekkelijk is en dus wordt versleept. Dit bevordert de verspreiding van het zaad. Zenegroen is ook voor mensen eetbaar. Zowel de jonge bladen als de stengels kunnen worden gebruikt in salades en soepen. Toch maar eens geprobeerd. De smaak is inderdaad bitter en vergelijkbaar met witlof.