Muurfijnstraal – het madeliefje van een rotsige ondergrond
Een blik op de bloemen van Muurfijnstraal (Erigeron karvinskianus) en het is overduidelijk dat we te maken hebben met een composiet. Een hart van heldergele buisbloemen, omringd met een krans van witte of lichtpaarse lintbloemen. De plant is oorspronkelijk afkomstig uit Mexico, kwam als tuinplant naar Europa en ontsnapte, zoals zoveel tuinplanten, naar de wereld buiten de tuin. In het bos, in wegbermen of akkers zal je hem niet vinden. In de naam Muurfijnstraal staat niet voor niets het woord “muur”. De plant houdt van een stenige ondergrond. Dat kunnen rotspartijen zijn, bestaande uit zwerfkeien, tussen straatstenen maar vooral op oude muren. Die rotsige ondergrond is overigens geen vereiste. In een border met goed doorlatende grond gedijt de plant ook uitstekend.
We kennen in Nederland verschillende plantensoorten die we fijnstraal noemen: Canadese fijnstraal, Hoge fijnstraal, Gevlamde fijnstraal, Ruige fijnstraal, Scherpe fijnstraal, Muurfijnstraal en Zomerfijnstraal. Je zou denken dat al deze soorten tot het zelfde geslacht behoren maar dat is niet waar. Het zijn allemaal composieten die zowel buisbloemen als lintbloemen hebben. De aanduiding fijnstraal heeft betrekking op de breedte van de lintbloemen. Deze vrouwelijke straalbloemen (lintbloemen) zijn hoogstens een millimeter breed en veel smaller dan lintbloemen van andere composieten. Dat Muurfijnstraal in een ander geslacht is ingedeeld (Erigeron) dan de Canadese-, de Hoge-, de Ruige- en de Gevlamde fijnstraal (Conyza) komt doordat er verschillen zijn in de lengte van de plaat van de lintbloemen en de verhouding tussen het aantal lintbloemen in vergelijking met de buisbloemen. Bij Erigeron is de plaat van de buisbloemen 2-10 mm lang en zijn er meer centrale buisbloemen dan lintbloemen. Bij Conyza is de plaat van de lintbloemen hoogstens 1 mm en zijn de lintbloemen talrijker dan de centrale buisbloemen.
De plant heeft drie methoden om zich voort te planten. De meest voor de hand liggende methode is uiteraard de vorming en verspreiding van zaden. De tweede methode via de wortelstok is ook veel voorkomend. De derde methode heeft te maken met de stengels die vaak deels op de grond liggen om daarna op te stijgen. De op de ondergrond liggende stengels wortelen gemakkelijk en leiden op die manier tot de vorming van een nieuwe, zelfstandige plant. De eerste meldingen in Nederland van verwilderde Muurfijnstraal dateren uit eind negentiger jaren van de vorige eeuw. Nu is de plant bepaald geen zeldzaamheid meer. Vooral op oude muren en grachtenmuren wordt de plant steeds vaker gevonden.
Op de pagina’s Stadsplanten van Amersfoort proberen wij vooral aandacht te geven aan planten die algemeen voorkomen in een bepaalde tijd van het jaar. Dat geeft de grootste kans dat de beschreven plant eenvoudig op dat moment gevonden kan worden in de eigen omgeving. Daarnaast melden wij uiteraard ook vondsten van bijzondere, zeldzame planten.
Joop de Wilde