Een lawine aan Sneeuwballen

Sneeuwballen van bevroren water zien we door opwarming niet veel meer rondvliegen.
De botanische sneeuwbal rukt echter op: diverse nieuwe Viburnums verrijken onze wilde flora. Zie ook onderstaand overzicht. De struiken danken hun volksnaam aan de kogelronde tuilen vol sneeuwwitte kleine bloemetjes. De wetenschappelijke naam is afgeleid van het Latijnse viere, wat buigen of vlechten betekent, en verwijst naar prehistorisch gebruik van jonge scheuten van Sneeuwballen in vlechtheggen en pijlschachten.

V. davidii | Drienervige sneeuwbal Dwergsneeuwbal | China | Wintergroen | Staalblauw, rijp vanaf december |
V. lantana | Wollige sneeuwbal | Zuid-Europa | Bladverliezend | Rood verkleurend naar zwart, rijp in september |
V. opulus | Gelderse roos | Inheems | Bladverliezend | Rood, rijp in augustus maar eetbaar vanaf december |
V. plicatum | Japanse sneeuwbal | Japan | Bladverliezend | Rood verkleurend naar zwart, rijp vanaf augustus |
V. x rhytidophylloides | – | Cultivar | Bladverliezend | Rood verkleurend naar zwart, rijp vanaf augustus |
V. rhytidophyllum | Rimpel-sneeuwbal | China | Wintergroen | Rood verkleurend naar zwart, rijp vanaf augustus |
V. tinus | Tinus-sneeuwbal | Zuid-Europa | Wintergroen | Blauwzwart, rijp vanaf december |
Miljoenen jaren van co-evolutie hebben ervoor gezorgd dat de vruchten van Sneeuwballen zich over drie kleurgroepen verdeelden. Daarmee worden verschillende signalen afgegeven aan vogels om de kans op succesvolle verspreiding te verhogen. De eerste groep bestaat uit Sneeuwballen met rode vruchten met relatief kleine platte pitten en veel vruchtvlees, die in de nazomer rijpen. Inheemse Gelderse roos (V. opulus) hoort bij deze groep. Het vruchtvlees is rijk aan suikers maar ook erg bitter, waardoor de vruchten pas gegeten worden nadat de bittere smaak door vorst is afgezwakt. Al het blad is dan van de struiken gevallen, waardoor relatief grote vogels als goudvink, grote lijster en pestvogel er goed bij kunnen.

De tweede groep heeft blauwe vruchten met relatief grote ronde pitten en weinig vruchtvlees, die in de herfst rijpen. De nu bloeiende wintergroene Lauriersneeuwbal (V. tinus) en Chinese sneeuwbal (V. davidii), afkomstig uit respectievelijk het Middellandse Zeegebied en China, maken deel uit van deze groep. Onlangs ontdekte een team van Amerikaanse en Britse onderzoekers dat deze vruchten rijk zijn aan energierijke vetten.
De vruchten zitten goed verstopt tussen het blad van deze wintergroene struiken. De blauwe kleur contrasteert echter goed met de rode bloeiwijze. Kleine vogels als roodborst, zwartkop en zwarte roodstaart eten deze vruchten.

De derde groep produceert rode, naar zwart verkleurende vruchten die in de nazomer rijpen. Wollige (V. lantana) en Japanse (V. plicatum) sneeuwbal, afkomstig uit respectievelijk Zuid-Europa en Japan, horen bij deze groep. De relatieve hoeveelheid vruchtvlees, pitgrootte en smakelijkheid zit tussen die van de eerste en tweede groep in, en de struiken zijn zowel bladverliezend als wintergroen. Middelgrote vogels als braamsluiper, merel, tuinfluiter en zanglijster hebben deze vruchten ontdekt. Ook in de consumptie van andere delen van Sneeuwballen is in de afgelopen miljoenen jaren door natuurlijke selectie een onderverdeling ontstaan. De Sneeuwbalvouwmot (Phyllonorycter lantanella) zet bijvoorbeeld eitjes af op de onderkant van het blad. De uit de eitjes tevoorschijn komende rupsen knagen zich een weg naar binnen en leven van bladgroen. Ze spinnen mijnen tussen de nerven, waarin ze verpoppen tot nieuwe motten.

Larven van de Sneeuwbalgalmug (Contarinia viburnorum), daarentegen, leven uitsluitend in bloemgallen. De bloemen blijven gesloten en zwellen tijdens de groei van de larven op.
De larven in de gallen zuigen sap op uit de vaatbundels. Ze verteren het sap en produceren daarbij chemische signalen, die de Sneeuwbal plaatselijk tot galvorming aanzet. De gal bestaat uit snel-delend weefsel dat voor de galbewoner zeer voedzaam is.

Het Sneeuwbalhaantje (Pyrrhalta viburni) knaagt holletjes in jonge scheuten. Daarin worden eieren afgezet. Vervolgens worden de eieren bedekt met fijngeknaagde bast. In het voorjaar komen er larven uit de eitjes die van het blad eten. De larven verpoppen ’s zomers onder de grond tot nieuwe kevers.


En de rupsen van de Sneeuwbalwespvlinder (Synanthedon andrenaeformis) overwinteren meer jaren achterelkaar in Sneeuwballen die op een beschutte en zonnige plek staan. De rupsen leven het eerste jaar onder de schors van de stam. Door een gang in het mergkanaal te knagen tot aan de vaatbundels kunnen ze zich met sap voeden. De gang wordt met spinsel afgesloten. In de volgende lente wordt de gang vergroot. Vóór de tweede overwintering wordt een toekomstig uitsluipgat aangelegd. Dit gebeurt door een rond kapje uit de schors te knagen, waarmee het gat wordt afgesloten. Na de tweede overwintering valt het kapje door verdroging van de schors en verpopt de rups tot nieuwe wespvlinder.


Nog gesloten uitsluipgat (links) van Sneeuwbalwespvlinder (rechts) op V. lantana – foto’s: Theo Garrevoet en Peter Buchner
Het jonge grut van al deze insecten wordt goed beschermd. En dat is niet voor niets. Australische onderzoekers bekeken de haren in de oksels van de nerven onder het blad van Lauriersneeuwbal eens goed en ontdekten er roofmijten tussen. De onderzoekers deden vervolgens twee experimenten. Als eerste verwijderden ze de haren van de helft van de planten in hun proefopzet. Op onthaarde Sneeuwballen daalde de reproductie van de roofmijten door uitdroging van de eieren. Vervolgens werd onderzocht of op onthaarde Sneeuwballen minder eieren van andere insecten werden opgegeten. Dat bleek het geval.
Ik heb een blad van een Lauriersneeuwbal bij mij uit de wijk onder een binoculair bekeken. En ja, hoor, tussen de haren in de nerfoksels zag ik roofmijten rondlopen: opname van nieuwe Sneeuwballen in ons inheemse voedselweb is in volle gang.

Beste Barbara Gravendeel,
Erg bedankt voor dit mooie overzicht van Viburnums.
Ik neem aan dat u het fantastische boek Birds and Berries van Snow & Snow 1988 kent?
Vr. gr., Pieter Slim