Vingerplant gaat de straat op

Op mijn nieuwe werkplek, de Leidse Hortus botanicus, kun je prachtig zien hoe nieuwkomers in onze flora de straat op gaan. Dit geldt bijvoorbeeld voor Vingerplanten (Fatsia japonica), die ik vooral kende als kamer- en kuipplant. Het glimmende blad is heldergroen, valt niet af, en de aanvankelijk roestkleurig behaarde maar later kale stengels kunnen metershoog worden. De bladstelen zijn fors: tot 35 cm lang, en stengelomvattend. Het blad is 7-9-spletig, heeft brede lobben, en de hoofdnerven ontspringen uit één punt.

Bloeiende F. japonica in Hortus botanicus Leiden – foto: Roderick Bouman

Vingerplanten bloeien bij ons aan het einde van de winter. De bloemen zijn crèmekleurig en staan in schermen, die weer in lange pluimen zijn gegroepeerd. De bloemen hebben vijf kleine kelkbladen, die met het vruchtbeginsel gefuseerd zijn, vijf vrije kroonbladen, vijf meeldraden, en een dik stijlkussen dat nectar produceert. De bloemen worden in Leiden door bijen bezocht om nectar en pollen te verzamelen.

Honingbij bezoekt bloeiwijze van F. japonica – foto: Hans van der Post

Momenteel rijpen in ons land de zwarte steenvruchten. Die zijn onderstandig, 5-hokkig, met in ieder hok een apart zaad bij optimale bestuiving. De steenvruchten lijken sprekend op die van Klimop, maar dan twee keer zo groot. Dat is ook niet zo gek want Vingerplanten en Klimop zijn beiden vertegenwoordigers van dezelfde familie (Araliaceae).

Vingerplant en Klimop kunnen elkaar bestuiven. Het resultaat is de Klimopboom (xFatshedera). De kruising kan van de beide oudersoorten onderscheiden worden door de vorm van het volgroeide blad. Bij Klimop is dat zwak gelobd, bij Klimopboom 3-5-spletig, en bij Vingerplant 7-9-spletig.

Blad van Vingerplant (Fatsia), Klimop (Hedera)en Klimopboom (x Fatshedera)– foto’s: Barbara Gravendeel, Jan De Langhe en Roderick Bouman

Tot voor kort zag je Vingerplanten uitsluitend binnen in potten staan of buiten op beschutte plekjes in tuinen. Maar vanwege klimaatverandering is de soort ‘winterhard’ aan het worden in ons land. In de Leidse Hortus botanicus zijn de eerste Vingerplanten vanaf 2000 in beschutte hoekjes langs de tropische kas, sterrenwacht en tuinhuis aangeplant. Maar de laatste jaren verschijnen ook elders in de tuin zaailingen. En in de binnensteden van Amsterdam, Brugge en Leiden gaan Vingerplanten de straat op.

Om erachter te komen hoe dat gebeurt verzamelde de Britse PhD studente Holly Woo lichtspectra van steenvruchten en blad van Leidse Vingerplanten. Het contrast tussen rijpe vruchten en blad blijkt het grootst in het voor vogels zichtbare UV-spectrum (300-400 nm).

Lichtreflectie van onrijpe en rijpe steenvruchten (geel, roze, paars), onderzijde (lichtgroen) en bovenzijde (donkergroen) van blad van F. japonica – diagrammen: Holly Woo

Ons vermoeden dat Vingerplanten met hun vruchten vogels lokken om zaden te verspreiden, zoals sinds miljoenen jaren in Japanse kustbossen gebeurt, werd snel bevestigd. Iedereen met een beetje geduld kan dit momenteel zien. Het enige, dat je ervoor hoeft te doen, is je verdekt opstellen op een strategische plek op een afstand van een paar meter van een Vingerplant met rijpe steenvruchten. Je hoeft meestal niet lang te wachten voordat de eerste hongerige stadsmerel verschijnt.

De vogels vliegen, als je tenminste rustig blijft en geen lawaai maakt, naar de horizontale zijtakjes van de pluimen, die ver boven de stengelbladen uitsteken. Die zijtakjes zijn stevig genoeg voor deze vogels om erop te landen. Vervolgens worden de steenvruchten uit de schermen gepikt. Het vruchtvlees bevat suikers en is voor de vogels een ‘energy booster’. Voor menselijke consumptie zijn de steenvruchten niet geschikt.

Merel eet steenvruchten van F. japonica – foto: Dave’s Garden

Als alle steenvruchten binnen bereik zijn opgegeten hipt de vogel naar een volgende zijtak, om ook daar de bijbehorende schermen leeg te rissen. Na verstoring of verzadiging gaat de vogel elders uitbuiken. Op plekken waar dat gebeurt verschijnen kiemplantjes uit de uitgepoepte zaden en gaan Vingerplanten de straat op.

Kiemplant van F. japonica in Amsterdam – foto: Emile Daniel de Leeuw