Een lust voor het oog of de schrik van de groenbeheerder?

Wat de een ‘n plant met prachtige bloemen noemt, doet bij een ander de schrik om het hart jagen. Ik heb het over de haagwinde (Convolvulus sepium). Afgelopen 2 maart schreef Marion Groeneweg over familielid de akkerwinde en op 10 augustus 2024 kwamen in een verhaal van Annemarie Bosch een serie klimmers in de stad aan de orde.
Haagwinde
Deze weblog gaat over de haagwinde. De Nederlandse naam is de letterlijke vertaling van de wetenschappelijke. In de volksmond gaat hij als pispotje door het leven.
Als deze slingerplant zich ergens gevestigd heeft kom je er moeilijk van af. Bij mij om de hoek staan 200 meter lang struiken van de buxuskamperfoelie. Heel dicht en compact worden ze gehouden. Maar er komt van alles doorheen, zoals de haagwinde. Eigenlijk klopt de standplaats niet: hier in Hilversum wonen we op arme en gortdroge zandgrond. Haagwinde is een plant van voedselrijke bodem en die meer van een vochtige standplaats houdt. Hij staat regelmatig tussen het riet en in ruigtestruwelen. En daarom concurreert hij met de klimmende bonen in je moestuin.

Opvallende bloemen
Haagwinde heeft spierwitte wortelstokken. Zelfs uit het kleinste stukje schieten ieder voorjaar nieuwe scheuten omhoog. Het duurt tot in de zomer voordat de plant de juiste hoogte heeft bereikt of voldoende licht heeft om te gaan bloeien. De grote witte bloemen vallen al van verre op. Ze bestaan uit vijf kroonbladen die vergroeid zijn tot een trechter. Ga je ze van dichtbij bekijken dan vallen de strepen op de kroonbladen op die de landingsbaan voor insecten markeren. In de bloembodem zitten vijf gele kuiltjes waar de nectar gevormd wordt. Ze zijn dus best heel mooi.
De groene kelk is omgeven door twee grote schutbladen die een donker randje hebben. Als de knop bijna opengaat dan zie je dat de kroonbladen gedraaid zitten.
Blad
De grootte van de bladeren geeft een indicatie van de voedselrijkheid van de bodem. Hoe groter de bladeren des te meer stikstof en carbonaat er in de grond zit. Ze kunnen wel handgroot worden. Ze zijn zo gerangschikt dat ze zoveel mogelijk zonlicht kunnen opvangen. Daarmee zetten ze de planten die ze gebruiken om omhoog te kronkelen in de schaduw. Hele struwelen kunnen met haagwinde bedekt zijn. De spiesvormige bladeren liggen als een deken over de vegetatie. Het lijkt tegenstrijdig: haagwinde gebruikt hoge planten om naar het licht te groeien. Zijn ze eenmaal tevreden met de bereikte hoogte dan krijgen de dragers geen kans meer.

In de winter is de plant te herkennen aan de zaden die hangen aan de verdorde stengels die in een hek of paal achter gebleven zijn. Het zijn bolletjes.
Het is niet voor te stellen hoe de planten zich door de zeer dichte struiken hebben kunnen worstelen om er boven uit te komen. Haagwinde is niet het enige. Ook een zomereik steekt zijn kop erboven uit, evenals iepen, een vlinderstruik, soms een gewone melkdistel en een aantal struiken van de wollige sneeuwbal. Zo valt er aan een saaie heg nog veel te beleven.

Literatuur:
Nederlands Oecologische flora deel 3
Christine Tamminga