Vervolg ruwe berk en zachte berk in de stad

Bladprojectie Atkinson (Zie bijlage Bronnen B)

Het begin

Naar aanleiding van mijn weblogbijdrage van 7 juli 2024 over de zachte en ruwe berk in het stedelijk gebied, reageerde Willemien Troelstra en Hanneke Waller. De centrale vraag in mijn stuk is of het waar is dat dat in het stedelijk gebied alleen de ruwe berk (Betula pendula) voorkomt. Enkele collegabotanisten in Breda zijn ervan overtuigd dat in het stedelijk milieu geen zachte berk (Betula pubescens) voorkomt. Het tonen van zaailingen met behaarde bladonderzijde overtuigt ze niet: zaaiingen zijn afwijkend. Kun je ruwe berk en zachte berk als zaailing uit elkaar houden? Zowel Hanneke als Willemien gingen inhoudelijk in op deze vragen.

Literatuur nader bekeken

Omdat ook al uit de reactie van Hanneke en Willemien blijkt dat er niet zo snel een eenduidig antwoord is te geven is, besloot ik de literatuur wat verder te verkennen. Zie Bijlage Bronnen A.

In Bijlage Kenmerken staan een aantal kenmerken van berkenbladeren zoals in zes bronnen gevonden. Ook is nog gekeken naar de Nederlandse Oecologische Flora deel 1. Maar de genoemde kenmerken daar zijn nagenoeg identiek aan die uit de Heukels.

Omdat de vraagstelling zich toespitst op zaailingen en heel jonge exemplaren, zijn vormkenmerken van stam, silhouet en zaad, buiten beschouwing gelaten.

Zoeken naar bruikbare kenmerken

Duidelijk is dat in de geselecteerde literatuur (Bron A) niet eenduidig beeld naar voren komt. Het lijkt erop dat  onbruikbare kenmerken zijn: bladvorm en bladvoet. Kenmerken van bladrand en bladtop zijn onderscheidend op een glijdende schaal. Dat is in het veld altijd lastig. Je wilt dichotome kenmerken. Nergens wordt melding gemaakt van afwijkende kenmerken bij zaailingen. Niettemin kan dit toch wel het geval zijn.

Bevindingen op basis van Bron A zijn:

  1. De stelling in Heukels dat kruisingen zeldzaam zijn, is twijfel achtig.
  2. Er is een zeer grote overlap in standplaats. Op grond daarvan kan de stad onmogelijk worden uitgesloten als standplaats van beide soorten berken.
  3. Bladvorm en bladvoet zijn niet onderscheidend.
  4. Bladrand, bladtop: lastig in het veld
  5. Beharing op twijg en bladsteel: matig bruikbaar.
  6. Behaarde bladonderzijde, waar dan ook, unaniem onderscheidend. Wordt in Breda door enkelen betwijfeld. 
  7. Wratten en harskliertjes op de twijgen lijken een zekere aanwijzing voor de ruwe berk. Geldt dat ook voor de bladsteel ?

Kruisingen

De olifant in de kamer is het voorkomen en vooral de frequentie ervan, van kruisingen tussen ruwe en zachte berk. In mijn bronnen is Heukels (bijlage Bronnen A) de enige die meldt dat kruisingen in de natuur zeldzaam voorkomen. Twee andere bronnen melden dat kruisingen juist niet zeldzaam zijn en spreken van het veelvuldig voorkomen van intermediaire vormen. De vraag is natuurlijk welke vormkenmerken het dan betreft.

Veldonderzoek

In Breda heb ik vervolgens tien berken bekeken op de kenmerken:

  1. Twijgen hangend
  2. Bladsteel behaard
  3. Bladsteel met harsklier
  4. Twijgen behaard
  5. Twijgen met harsklier
  6. Verlengde bladtop

De uitkomst daarvan was dat er onder de tien berken op grond van bovengenoemde kenmerken, één onmiskenbaar een zachte berk was. Daarmee was mijn oorspronkelijke vraag beantwoord. Verder vond ik aanwijzingen voor twee bastaarden.

Intermezzo: conceptverslag

Een conceptverslag stuurde ik naar Hanneke en Willemien, met het verzoek of ik ze mocht noemen in mijn verslag. Dat mocht, maar ging vergezeld van behoorlijk wat commentaar op het stuk en nieuwe literatuursuggesties. Zie Bronnen B. Dat vond ik te ver gaan. Mijn vraag was in feite al beantwoord.

In mijn oorspronkelijke, tamelijk willekeurige, keuze van de literatuur in de bijlage A, dacht  ik een paar gemeenschappelijke  kenmerken te vinden waarmee de twee soorten uit elkaar zijn te houden. Dat was in feite nauwelijks het geval en ik begon ook methodologische kriebels te krijgen.

Waar baseren al die schrijvers hun beweringen op? Hoeveel bomen hebben ze geteld? Waar?

Welke steekproef is getrokken? Als jonge planten andere kenmerken hebben: hoe weet men dat?

Zaadjes oogsten en dan in kweekbedden?  DNA-validatie?

Conclusie

Het heeft waarschijnlijk weinig zin nog een aantal auteurs toe te voegen aan die genoemd in de Bijlage Kenmerken. Op basis van onderzoekgegevens zijn uitspraken nodig. Een begin kan zijn de door Willemien aangedragen bladprojectie van Atkinson. Zie Bijlage Bladprojectie.

Een simpele vraag heeft een simpel  antwoord gekregen en een veelvoud aan nieuwe vragen opgeroepen en praktische problemen in het veld.

Tot slot

De auteur van het bovenstaande is alleen verantwoordelijk voor de tekst. De namen van Willemien Troelstra en Hanneke Waller zijn genoemd vanwege hun rol in het proces. Hun suggesties en aanbevelingen heb ik maar gedeeltelijk opgevolgd. Het is zelfs niet uitgesloten dat ze het met onderdelen oneens zijn. Er zijn nog vragen te beantwoorden, maar daar is dit forum niet de plaats voor en deze auteur niet de geschikte persoon.

Aad van Diemen, 22 september  2024

Bijlage Kenmerken

Ruwe berkZachte berk
ad1, enz. Zie bronnen ABetula pendulaBetula pubescens
Blad
bladvorm
ad. 1driehoekigruitvormig
ad. 2ruitvormig eirondeirond of ruitvormig eirond
ad. 3opvallend driehoekigafgerond-driehoekig
ad. 4ruitvormig en ?eirond?eirond ruitvormig
ad. 5ruitvormig tot driehoekigbreed eivormig
ad. 6driehoekighartvormig
ad. 7ruitvormig eirondeirond
bladvoet
ad. 1recht tot wigvormigwigvormig
ad. 2wigvormig, soms afgeknotafgerond, breed wigvormig
ad. 3n.v.t.n.v.t.
ad. 4niet vlakrecht
ad. 5breed wigvormig of afgeknotwigvormig
ad. 6breed wigvormig tot afgeknotbreed wigvormig
ad. 7wigvormigafgerond
bladrand
ad.1dubbelgezaagd: kleine tandenn.v.t.
tussen grotere
ad. 2n.v.t.n.v.t.
ad. 3dubbelgetandenkelgetand
ad. 4dubbelgezaagdgezaagd
ad. 5regelmatig dubbelgezaagdenkel- tot dubbelgezaagd
ad. 6gezaagdgezaagd
ad. 7dubbelgezaagdgrof, ongelijk gezaagd
bladtop
ad.1n.v.t.n.v.t.
ad.2toegespitstkort toegespitst
ad. 3n.v.t.n.v.t.
ad. 4n.v.t.n.v.t.
ad. 5lang uitgetrokkenkort toegespitst
ad. 6lang uitgetrokkenkort toegespitst
ad. 7toegespitstniet of weinig toegespitst
bladsteel
ad. 1dun, onbehaardn.v.t.
ad. 2n.v.tn.v.t.
ad. 3kale stelendonzige stelen
ad. 4n.v.tn.v.t.
ad. 51,5-3cm lang1-2 cm lang, ± behaard
ad. 6n.v.tn.v.t.
ad. 7n.v.tn.v.t.
bladonderzijde
ad. 1n.v.t.nerven behaard
ad. 2kaalin nerfoksels behaard
ad. 3kaaln.v.t.
ad. 4kaalbehaard, altijd witte haren
langs de middennerf
ad. 5n.v.t.op de nervenbehaard, met
bosjes in nerfoksels
ad. 6n.v.t.donzig behaard
ad. 7volwassen bladeren kaalaltijd in nerfoksels
Twijg beharing
ad. 1n.v.t.n.v.t.
ad. 2spoedig kaalsterk tot weinig behaard
ad. 3kaalzachtbehaard
ad. 4spoedig kaalbehaard
ad. 5kaaldicht donzig behaard
ad. 6kaaldonzig behaard
ad. 7verliezen die spoedigblijvend behaard
 Twijg wratten,harskliertjes
ad. 1n.v.t.n.v.t.
ad. 2talrijke wrattige harskliertjeszonder of met enkele
wrattige harskliertjes
ad. 3ruw door witte wratjesn.v.t.
ad. 4ruw aanvoelendn.v.t.
ad. 5sterk wrattigzonder wrattige klieren
ad. 6ruw en sterk wrattigniet wrattig
ad. 7wrattig oppervlak doorniet of nauwelijks wrattig
harsklieren
Standplaats
ad. 1voedselarmvochtiger
ad. 2veel overlap, ook stenigevochtiger
plaatsen, droger
ad. 3zandgrondvochtiger, kalkarmer,
meer aangeplant
ad. 4alle loofbossen opnat, voedselarm, zuur
voedselarme bodem
ad. 5als stadsboom geschiktn.v.t
ad. 6droge bossen, heide,veel overlap, open bossen,
moerassen, zandbodemheide, gebergte
Kruisingen
B. pendula x
B. pubescens
ad. 1ja, gemakkelijk
ad. 2in de natuur uiterst
zeldzaam
ad. 3vormt gemakkelijk
bastaarden
ad. 4n.v.t.n.v.t.
ad. 5n.v.t.n.v.t.
ad. 6n.v.t.kunnen kruisen in vrije natuur
Bijlage A Bronnen   
1. Bomen en struiken van West- en Midden-Europa1983Readers Digest NV
2. Heukels’ Flora van NederlandLeni Duistermaat2020Noordhoff
3. Bomengids van EuropaOwen Johnson2004ANWB
4. www/floravannederland.nl /2024
5. Flora der GehölzeA. Roloff,A. Bärtels  2014Ulmer
6. Blätter und ihre BäumeA. J. Coombes2012Haupt
    
Bijlage B Bronnen   
Van den Berk over BomenVan den Berk2004Van den Berk
www.wilde-planten.nlKlaas Dijkstra2024 
Basisgids bomen en struikenArie van den Bremer2020KNNV
Identification and taxonomy of Betula(Betulacea) in Great Britain and IrelandAndy Ampplett2021British and Irish Botany
Atkinson Discriminant FunctionDerde editie2010Internet/pdf
The Hybrid Flora of the British Isles  Clive Stace et all.2015Summerfield books

Bijlage Bladprojectie Atkinson

  Fig. .. Atkinson discriminant function for identification of Betula pendula and B. pubescens (Stace, 2010: 295): 12LTF + 2DFT + 2LTW-23 (based on means from five short-shoot leaves). LTF, Leaf tooth factor (number of teeth projecting beyond line connecting tips of main teeth at ends of third and fourth lateral veins, subtracted from total number of teeth between these two main teeth); LTW, leaf tip width (width, in mm, of leaf 1/4 distance from apex to base; DFT, distance to first tooth (distance, in mm, from apex of petiole to first tooth). If the solution is greater than zero, the tree is likely to be B. pendula; if it is less than zero, the tree is likely to be B. pubescens. This method gives a correct rate of classification of 93% (tested against chromosome number; Atkinson & Codling, 1986)