Paarse dovenetel – gesloten bloemen en mierenbroodjes

De paarse dovenetel bloeit bij niet al te strenge winters het hele jaar door.

De Paarse dovenetel lijkt zo’n onooglijk, niet opvallend, zeer algemeen voorkomend plantje. Maar toch heeft de Paarse dovenetel een unieke eigenschap die slechts met weinig andere planten gedeeld wordt. Het gaat om cleistogamie. Een mechanisme waarbij bloemen zich niet openen en waarbij binnen de gesloten bloemknop zelfbestuiving plaatsvindt. Er vindt bestuiving en vruchtvorming plaats zonder dat de bloem zich ooit geopend heeft. Er zijn slechts weinig voorbeelden van Nederlandse planten die over dezelfde eigenschap beschikken. Een paar voorbeelden zijn Maarts viooltje, Bosviooltje, Glad vingergras en de Paarse aspergeorchis.

Paarse dovenetel – Binnen de gesloten bloemknop kan zelfbestuiving plaatsvinden (cleistogamie)

Vorige week beschreef Willemien Troelstra op Stadsplanten de bekendste plant van Nederland: de Brandnetel. Vandaag dus aandacht voor de Paarse dovenetel. Zowel qua uiterlijk als qua naam zijn er sterke overeenkomsten. Maar schijn bedriegt. Brandnetel en dovenetels hebben weinig met elkaar te maken. Anders dan dat ze beiden tot de flora behoren.

Brandnetel en dovenetels behoren tot verschillende families. Grote- en Kleine brandnetel vormen samen met Klein- en Groot Glaskruid, de brandnetelfamilie. Alle dovenetels behoren tot de lipbloemige. Bloemen van de lipbloemige zijn altijd tweezijdig symmetrisch. Dat betekent, dat je de bloem in het verticale vlak doormidden kunt snijden en dat dan de linkerhelft het spiegelbeeld is van de rechterhelft. Bij horizontaal doorsnijden gaat het verhaal niet op. De naam “lipbloemen” duidt op de typische vorm van de kroonbladen die vergroeid zijn tot een kelk met een onder- en een bovenlip. Veel planten uit deze familie hebben vierkante, holle stengels. Dat is ook bij de Paarse dovenetel het geval.

De paarse dovenetel behoort tot de lipbloemige. De vergroeide kroonbladeren vormen een kroonbuis die uitloopt in een boven- en een onderlip.

De naam “dovenetel” duidt aan dat de plant qua uiterlijk lijkt op een brandnetel, wel behaard is maar geen brandharen heeft. Dove betekent dan ook doof=niet werkend, niet stekend. Paarse dovenetel en brandnetel komen voor in de zelfde habitat. Vaak stikstof- rijke grond in bermen en verruigd terrein. De Paarse dovenetel bloeit, als er geen strenge vorst is, eigenlijk het hele jaar door. Als er wel sprake is van een echte winter dan is de plant één van de eerste die in bloei komt.

Paarse dovenetel – bovenlip met opvallend oranje stuifmeel

Met de zaden van de Paarse dovenetel is ook iets bijzonders aan de hand. Aan de onderzijde van de zaden zit een vlezig aangroeisel dat mierenbroodje wordt genoemd. Mierenbroodjes komen bij veel meer plantenvruchten voor. In België en Nederland zijn zo’n 200 plantensoorten bekend die zaden met een mierenbroodje hebben. Zij bevatten een olieachtige stof die zeer aantrekkelijk is voor mieren. De mieren slepen de zaadjes mee en leveren zo een bijdrage aan de verspreiding van de planten.

Vrucht van de Paarse dovenetel. In de vrucht bevinden zich de zaden die voorzien zijn van een mierenbroodje. 

Op de pagina’s Stadsplanten van Amersfoort proberen wij vooral aandacht te geven aan planten die algemeen voorkomen in een bepaalde tijd van het jaar. Dat geeft de grootste kans dat de beschreven plant eenvoudig op dat moment gevonden kan worden in de eigen omgeving. Daarnaast melden wij uiteraard ook vondsten van bijzondere, zeldzame planten.

Joop de Wilde