Hertshoornweegbree, van zoutminner naar… stadsminner, naar …sterrengras

Hertshoornweegbree op een verlaten spoor
Hertshoornweegbree op een heringericht industrieterrein in de binnenstad van Deventer

In haar bijdrage van februari 2020 heeft Willemien Troelstra de term Stoeptegelspleetplant geïntroduceerd. Een groot aantal stedelijke soorten behoort tot deze categorie planten. Er is immers geen andere verbinding met de ondergrond mogelijk anders dan de voegen tussen de diverse soorten bekleding. Hertshoornweegbree (Plantago coronopus) is er ook vaak te vinden zoals hier langs een oud deel van een spoorbaan op een reeds lang verlaten industrieterrein in de binnenstad van Deventer. Het terrein, met aan de rechterkant industriële complexen, is onderdeel van het gebied waartoe ook het vermaarde Pothoofd behoorde.

Een typische Natura-2000 soort volgens verspreidingsatlas. Kensoort van de Zeevetmuur-klasse, die de pionier plantengemeenschappen omvat die voorkomen op de grens van zout/nat en zoet/droog in het kustgebied (Bron: verspreidingsatlas).

bladeren Hertshoornweegbree
Bladeren Hertshoornweegbree

Sinds het grootschalig gebruik van pekelzout, ergens vanaf de jaren 70 van de vorige eeuw, heeft deze soort van de kust kans gezien het binnenland te bereiken. Net als enkele anders soorten uit de genoemde pioniergemeenschappen. Deens lepelblad is een ander voorbeeld.

Hertshoornweegbree heeft het echter wat rustiger aan gedaan in vergelijking met die Deens lepelblad. Althans, daar lijkt het op. Ik heb niet dezelfde analyse gedaan, maar Hertshoornweegbree lijkt veel later het binnenland te hebben gekoloniseerd en langzamer. Echter wel een stuk rigoureuzer, afgaande op de verspreidingskaartjes. Waar Deens lepelblad alleen direct langs de grotere wegen voorkomt is, Hertshoornweegbree vrijwel overal in de stad te vinden. Tot in het stadscentrum van Deventer, de Brink aan toe. Hertshoornweegbree kan eigenlijk overal wel worden gevonden, is de ervaring. Ook op plekken waar naar verwachting niet met zout wordt gestrooid, zoals plekken direct langs de rivier waar geen gemotoriseerd verkeer kan komen.

Hertshoornweegbree is zoals gezegd een weegbree, Plantago dus. De bloeiwijze vertoont veel gelijkenis met die van de veel gewonere Grote weegbree (Plantago major) en Smalle weegbree (Plantago lanceolata). Ook de gelijkenis met de veel zeldzamere Zeeweegbree (Plantago maritima) is groot.

In alle gevallen is ze gemakkelijk te herkennen aan de bladeren die zeker als ze wat groter zijn, voorzien zijn van zijslippen, die soms ook weer van zijslippen zijn voorzien, waardoor ze veerspletig zijn. De zijslippen geven hem zijn wetenschappelijke naam. Coronopus is latijn voor kraaienpoot wat in combinatie met Plantago (=voetzool) een bijzondere combinatie geeft, de zool van een kraaienpoot! De bladeren zijn het hele jaar door te vinden en vormen vaak rozetten die als groene sterren te vinden zijn.  De planten kunnen op onbetreden plaatsen best groot: in de breedte zomaar met een diameter van 30 cm, en tot 30 cm hoog worden.
Verspreidingsatlas stelt dat de planten ‘met mate betreding verdragen’, toch is deze overal te vinden, zelfs op druk belopen/bereden stukken. Groot wordt Hertshoornweegbree dan niet. Soms moet je door de knieën om hem te herkennen, zo klein zijn de plantjes dan.

Hertshoornweegbree tussen de kinderkopjes
Hertshoornweegbree tussen de kinderkopjes

Hertshoornweegbree kan zeer goed worden gegeten. In de Italiaanse keuken wordt het Erba Stella, Herba Stella of Minutina genoemd.  Het wordt geroemd om zijn mild notige smaak en een knapperige structuur. Het doet denken aan peterselie, spinazie of groene kool. De volksnaam is vrij vertaald ‘sterrengras’.
Vanaf 1586 wordt het genoemd als een groente. Het is een typische onderdeel van salades bestaande uit wilde en gecultiveerde groenten die bekend is onder de naam misticanza, ofwel wilde groenten, uit de Marche regio in het midden van Italië aan de Adriatische zee.

Het is een ideaal gewas om in onverwarmde kassen of zelfs in de volle grond in de wat koelere delen van de wereld te telen. Het verdraagt matige vorst en kan gedurende de hele winter in gematigde streken worden verbouwd.

De soort is inheems in Eurazië en Noord-Afrika en sinds de kolonisatie van Amerika ook in daar een voorkomende soort. De kolonisten gebruikten Hertshoornweegbree als medicinale plant tegen ‘koortsen’ en gebruikten de bladeren in gelatines.

Bron: seedaholic, motherearthnews