Klein bronkruid over het hoofd gezien

Onlangs waren we met de plantenwerkgroep KNNV Amsterdam onder leiding van Hanneke Waller een km-hok aan het inventariseren in IJmuiden. Een vrij stenige wijk met veel tegels en weinig groen. Bij de parkeerplaats Velserduinplein werden we echter verrast door kunststof TTE grastegels die daar door de gemeente waren neergelegd om de waterafvoer te verbeteren en om meer groen toe te voegen zodat onder andere insecten er gebruik van kunnen maken. De vakjes tussen de tegels werden door diverse plantjes ingenomen en vormden zo ware miniatuurtuintjes, een plek waar de kleine plantjes zich thuis voelen en waar de grotere planten klein blijven, een Witte klaver bijvoorbeeld met hele kleine blaadjes. In de vakjes stonden onder andere Klein vogelpootje, Kleine klaver en Kleine leeuwenklauw, Muurpeper en Klein bronkruid.

Klein bronkruid (Montia arvensis) tussen de TTE grastegel

En over die laatste wil ik het hebben. Vroeger werd het plantje ingedeeld bij de Posteleinfamilie (Portulacaceae), nu staat het in de Heukels’ Flora van Nederland vermeld onder de Bronkruidfamilie (Montiaceae). Klein bronkruid (Montia arvensis) heeft de wetenschappelijke naam te danken aan Giuseppe Monti, professor in plantkunde te Bologna (1682-1760) en arvensis geeft het biotoop aan: namelijk op akkers groeiend. Bij de Nederlandse naam verwijst het woordje ‘bron’ naar de standplaats vochtig tot nat en het klein slaat op het formaat 5 tot 15 cm hoog. Er is nog een familielid binnen de Bronkruidfamilie, namelijk Groot bronkruid (Montia fontana). Deze plant is zeldzaam en onderscheidt zich van Klein bronkruid doordat de zaden glanzend zijn in plaats van dof. Klein bronkruid is een eenjarige en als het in het water staat een overblijvend kruid. Het is een kaal, geelgroen onopvallend plantje, de stengel is gaffelvormig vertakt, de onderste bladen zijn spatelvormig met aan de voet een verbrede bladsteel, de bovenste zijn lijnvormig-langwerpig en iets vlezig, bovendien is de stengel vaak rood aangelopen.

Ondanks het vlezige blad is de plant erg gevoelig voor uitdroging.

De bloemetjes zijn wit en vallen niet op foto Marie Portas cc by-sa 2.0 fr

De tweeslachtige trechtervormige bloemetjes zijn wit en groeien in kleine losse kluwens en worden 1 tot 2 mm groot. De drie zaden zijn dof met aan alle kanten tamelijk grote knobbeltjes die even breed zijn als de mazen van de zaadhuid. De rommelige plantjes groeien als een kussentje tussen de vakjes.

Het doffe zaad foto © 2006 Digital Plant Atlas cc by-nc-sa 3.0 nl

Op waarneming.nl staat dat het plantje voor de bloei een gekromde bloemsteel heeft, zodat de bloem hangt, zich tegen de bloei opricht, om na de bloeitijd te verlengen en weer naar beneden te krommen, en zich vervolgens weer opricht als de doosvruchten openspringen om de drie zaden weg te slingeren. Dat is dan toch wel weer heel geavanceerd voor zo’n kleine verschijning.

Eigenlijk komen we dit plantje bijna niet tegen tijdens excursies, ook niet in Amsterdam terwijl de verspreidingsatlas laat zien dat het een vrij algemene inheemse soort is. Voor een deel is dit te verklaren door de vroege bloei van het plantje. Er wordt meestal pas later in het jaar intensief geïnventariseerd. Op het land kiemt het in het voorjaar en het sterft in de voorzomer. In het water blijft klein bronkruid echter het hele jaar frisgroen.

Je ziet het plantje ook snel over het hoofd, zo ontdekte Hanneke Waller via een eerder genomen foto van Winterpostelein in een boomspiegel dat daar tijdens dezelfde excursie achteraf ook Klein bronkruid bleek te staan.

Klein bronkruid in de boomspiegel foto Hanneke Waller

In Amsterdam is het volgens waarneming.nl sinds het jaar 2000 op een zestal plekken gevonden onder andere op een begraafplaats, een kunstmatig beekloopje en in een boomspiegel. Het is een typische pionier die dus gebruik maakt van verstoorde milieus op zanderige grond met een dynamiek van droog en vervolgens nat in de winter.

Verspreidingskaartje van Klein bronkruid

Verder kan je het plantje vinden op open, natte tot vochtige, matig voedselrijke grond op steile kantjes en in karrensporen in weilanden, in akkers, op begraafplaatsen en in kwekerijen, op paden. Daar kunnen we dus nu ook kunststof TTE grastegels aan toevoegen en dat biedt kansen voor Klein bronkruid in de stedelijke omgeving.

Bronnen: Verspreidingsatlas.nl