Winterpostelein

Op relatief veel plaatsen in de stad, in ieder geval in Breda, woekert Winterpostelein (Claytonia perfoliata). Meestal in perken van het openbaar groen en in brandgangen. Soms op onverwachte plaatsen, zoals muren en de voeten van laanbomen. Soms zelfs wat hoger op de stam. Je zou denken dat het een epifyt was. En eigenlijk is dat ook wel zo. Volgens een al wat oudere versie van de Heukels uit 1990 kan dat wel kloppen. Daar staat de vermelding “soms als epifyt op Vlier en andere houtgewassen”. In diezelfde versie van de Heukels heet bedoelde soort ’Witte winterpostelein’. Die naam werd waarschijnlijk ingevoerd omdat er sinds de jaren ’50 van de vorige eeuw een andere winterpostelein bezig was in te burgeren: de Roze winterpostelein (Claytonia sibirica). Maar gek genoeg heet de meest voorkomende, witbloeiende soort in de Heukels van 2005, en ook in de allernieuwste druk, gewoon weer ‘Winterpostelein’.

Groeiend op de stam

Winterpostelein hoort oorspronkelijk thuis in het westen van Noord-Amerika. Als groente is hij in andere delen van de wereld ingevoerd. In Nederland is de plant sinds de tweede helft van de 19e eeuw bekend. De soort wordt in West-Europa verbouwd als winterharde groente, maar komt in al deze landen ook verwilderd voor. Vanwege de route via Cuba waarlangs de plant in Europa arriveerde, wordt de plant in Duitsland ‘Kubaspinat’ genoemd. De plant is 15-40 cm hoog en tijdens de bloei gemakkelijk te herkennen aan de schotelvormige bladeren, waar de stengel door heen lijkt te groeien. Het betreft hier een tweetal bladeren, die tezamen vergroeid zijn. Het lijkt op een schoteltje. De gewone blaadjes eronder zijn ruitvormig.
De zaden zijn gitzwart en hebben een wit mierenbroodje. Dit olie- en vetrijke aanhangsel maakt de zaden aantrekkelijk voor mieren. Die verslepen de zaden in de richting van het nest en verliezen onderweg een deel van de lading. Zo verspreiden ze het zaad van de plant. Overigens gaat het maar om kleine afstanden, vaak niet meer dan zo’n twee meter. Winterpostelein kan zich op deze manier massaal op een bepaalde plek uitbreiden. Soms kiemen de zaden al in het voorjaar, maar vaak al in de herfst. De jonge plantjes kunnen goed tegen winterse omstandigheden en hebben daardoor een voorsprong op allerlei éénjarige planten.

Aan de boomvoet omhoog

Nog even terug naar die exemplaren die hoger in bomen groeien. Hoe zouden die zaden daar terecht komen? Zouden mieren zaden zomaar naar boven slepen? Ze hebben daar geen nest denk ik. Hoe dan wel? Menselijke activiteiten?
Winterpostelein kan gegeten worden als salade en ook als stamppot. De plant bevat mineralen als calcium, magnesium, en ijzer. En ook nog vitamine C. In salade is het lekker knapperig en de smaak is zacht.
De geslachtsnaam ‘Claytonia’ komt van John Clayton een botanicus uit de 17e eeuw. De soortaanduiding ‘perfoliata’ wil letterlijk zeggen ‘door het blad’. Zoals hierboven uitgelegd, lijkt de stengel het bovenste blad te doorboren. De Nederlandse naam ‘winterpostelein ’is gegeven vanwege de gelijkenis met postelein (Portulaca oleracea), een soort die al vóór 1500 werd ingevoerd in Nederland. En heb je ook nog waterpostelein (Lythrum portula). Om het makkelijk te maken: de drie soorten met ‘postelein’ in de naam behoren tot nogal verschillende plantenfamilies.

Ook als muurplant