Ruw en zacht

Berken zijn pionierplanten en het wekt dus geen verbazing dat ze in de stad regelmatig worden aangetroffen, zij het meestal als piepjonge zaailing. Bomen mogen van de stedelijke groenmeesters alleen bij uitzondering groot worden. Er zijn twee soorten inlandse berk: de ruwe berk met onderzijde van het blad kaal en de zachte berk met onderzijde blad behaard in de nerfoksels. De wetenschappelijke naam van de ruwe berk is veel treffender, want die luidt ‘pendula’, dat hangend betekent. Dat is precies wat hij doet, de takken hangen gelijk een treurwilg. Die van een zachte berk staan als een bezem omhoog. Aan deze twee zeer verschillende silhouetten zijn ze nog het makkelijkst uit elkaar te houden.

Silhouet zachte berk

Voor een silhouet heb je een volwassen boom nodig. In de stad kom je meest zaailingen tegen en daar begint een probleem. In Breda beweren enkele van de plantenwerkgroepleden dat de behaarde onderkant van het blad bij heel jonge planten geen onderscheidend kenmerk is. In de stad komt eigenlijk alleen ruwe berk voor. De zachte berk groeit alleen op zeer natte plekken, aldus deze leden.

Na enig speurwerk blijken er nog twee andere bladkenmerken te zijn die ook onderscheidend zijn. Op de foto’s boven is te zien dat de zachte berk een rechte bladonderzijde heeft en dat de ruwe berk ruitvormig is. Ik heb hiervoor het ezelsbruggetje RURU = ruw-ruit. Het andere kenmerk dat wordt genoemd is dat het blad van de zachte berk dubbelgezaagd is. Tja, hier en daar. Het is grover en onregelmatiger. In mijn oude literatuur (Bronnen nr1) lijkt het erop alsof daar de plaatjes verwisseld zijn van zachte en ruwe. Ook daar verwarring. De discussie in Breda is nog niet gesloten. Het kan goed zijn dat ook de twee laatstgenoemde kenmerken bij jonge planten niet tot expressie komen.

Silhouet ruwe berk

De taakverdeling tussen de twee berkensoorten is dat de ruwe berk voornamelijk op droge grond voorkomt en de zachte berk op natte stukken. Dat is de theorie, de praktijk is minder overzichtelijk en zelf heb ik meer dan eens vastgesteld dat de overlap tussen de standplaatsen groot is. Dat is natuurlijk ook logisch: er zijn talloze overgangen tussen nat en droog, ook in de stad. Kortom, ik ben nog lang niet overtuigd van de stelling dat in de stad alleen maar ruwe voorkomt. Je vindt ook nogal eens bomen met een tussenvorm. Volgens Heukels, de wetenschappelijke flora, komen kruisingen zelden voor. Die tussenvormen zijn dus natuurlijke variaties. Dat klopt ook wel. Bezie maar eens een stel berken en stel vast dat ze allemaal verschillen.

Etymologie

Berk werd ook geschreven als birka, berka, birca, björk. Het is een zeer oud woord dat uit het proto-Indo-Europees stamt. De betekenis is stralend, helder en hangt samen met woorden als bright uit het Engels en de eigennamen Bert en Brigitte. Ongetwijfeld is het een treffende naam voor een boom met een helderwitte bast.

De wetenschappelijke naam voor berk is betula en zou van het Keltische betu afstammen, dat slaan betekent. Waarschijnlijk niet vanwege het gebruik van berkentakken in de sauna(sic!), zoals ik ergens las, maar vanwege het ritueel, door slaan met berkentakken, kwade geesten te verjagen. Aan de berk werden zuiverende eigenschappen toegeschreven.

De berk is bij ons voornamelijk een pionier. Hij wordt opgevolgd door dennen en eiken, en legt dan vrij snel het loodje in die successie. Berken worden bij ons dus niet heel oud, maar toch nog 100 tot 150 jaar. Dat is overigens net zoveel als een beuk. Die leeftijd halen berken echter zelden omdat ze dan beschut moeten staan en genoeg licht moeten krijgen. In een bos zijn dat tegenstrijdige eisen.

In koudere streken en dan dicht bij de poolcirkel, kan hij heel oud worden, en groeit daar heel langzaam. Er ontstaat dan een prachtig soort hout met heel fijne ringen dat wel voor bijzonder houtsnijwerk en kinderspeelgoed wordt gebruikt.

Bronnen:

  1. Bomen en struiken van West- en Midden-Europa, 1983 Reader’s Digest NV, Amsterdam
  2. Heukels’Flora van Nederland, Leni Duistermaat 2020 Noorhoff Uitgevers
  3. Bomengids van Europa, Owen Johnson 2004 ANWB
  4. floravannederland.nl