Atlantische klimop: ‘De stinker’

Sommige namen blijven in het geheugen hangen. Zeker als ze te associëren zijn met een sterke geur die door sommigen als onaangenaam worden omschreven. Wie een klimopblad kneust en er goed aan ruikt, wordt niet direct aangenaam verrast. Maar wie klimoppen continu beruikt zal merken dat er echte ‘stinkers’ tussen zitten. De kans is groot dat je de sterk riekende Atlantische klimop Hedera hibernica te pakken hebt.

Deze Atlantische klimop heeft meestal minder diep ingesneden blad. Het blad is in omtrek vaak wat breder dan lang. De bladsteel is significant langer. Het belangrijkste kenmerk: de stervormige beharing op de onderzijde van het blad is aangedrukt. De beharing ligt dus plat op het blad. Bij echte Klimop is het een afstaande ster van haren die als ster vaak ook zichtbaar op een zeer kort steeltje staat. Bekijk de beharing op jonge bladeren en met minimaal 20 x vergroting en draai het blad ook zo dat je de beharing van de zijkant bestudeert.

Atlantische klimop, een sterk riekende plant, heef lang gesteeld blad en is meestal in omtrek breder dan lang. Bekijk echter altijd de beharing op de onderzijde van het jonge blad met een loep (20 x).

Erik Molenaar, een zeer bevlogen Antwerpse florist die recent en veel te vroeg gestorven is, noemde de plant vol overtuiging en niet onterecht ‘De Stinker’. Dat deze benaming niet in een flora zou komen besefte hij vast ook. Hij vroeg mij, als validator op Waarnemingen.be en Waarneming.nl, op verschillende gelegenheden de Nederlandse naam ‘Ierse klimop’ erop toe te passen en dat deed ik uiteindelijk. Hibernica betekent van Ierland, Iers. Het is me helaas niet gelukt anderen van deze Nederlandse naam te overtuigen. In de nieuwste Heukels’ Flora is het Atlantische klimop geworden. De plant heeft een iets ruimere verspreiding dan Ierland van oorsprong en is momenteel vooral uit West-Europa bekend.

Ook de wetenschappelijke naam en status heeft tot discussie geleid. De ene taxonoom beschouwt het als een ondersoort: Hedera helix subsp. hibernica, de andere als een soort: Hedera hibernica. Zo’n verschil in opvatting moet natuurlijk mogen en lijkt vaak weinig echt interessant, maar in een aantal gevallen is zoiets toch wel belangrijk. Een soort is makkelijker te beschermen en/of te bestrijden. Een ondersoort kan namelijk ook makkelijker opgevat worden als een er niet toe doend verschil en uiteindelijk op één hoop met de ‘oudersoort’ worden geveegd.

In het geval van Atlantische klimop is het goed als we het als soort beschouwen. We kunnen daarmee ook, als gelovigen met een boek in de hand, makkelijker voorkomen dat deze soort al te veel terrein verovert. De plant wordt veel aangeplant en dankzij haar enorme groeikracht ook veel als tuinafval in het bos gekieperd. Behalve dat ze, net als gewone klimop overigens, over de grond terrein wint, klimt ze vervolgens ook de bomen en struiken in. De uitheemse Atlantische klimop is daarbij veel agressiever dan de inheemse Klimop. Ze vormt ook veel dikkere pakketten op grond- én boomniveau. Tussen een dik pakket Atlantische klimop wil niet zoveel anders meer groeien. Goed nieuws voor alle andere ongewenste tuinvlieders, maar slecht nieuws voor andere inheemse bodembegroeiers.

Stadsbosje te Genk dat veroverd is door Atlantische klimop. Ongetwijfeld na het storten van tuinafval

Voordat we alle Atlantische klimop gaan bestrijden, wat geen klein klusje is, is er wel een kleine maar. Dat is het uitgangspunt dat er andere bosplanten van de bestrijding zouden kunnen profiteren. Dat moet natuurlijk wel het geval zijn. Als Atlantische klimop in stadsbosjes groeit waar verder geen inheemse bosplanten groeien of groeiden dan is een dichte begroeiing waarin Tjiftjaf en Merel een nestplaats vinden misschien toch nog te prefereren.