Pinksteren in de stad

Verspreiding van Pinksterbloem

Onlangs was er al een bijdrage over de Dotterbloem in deze blog, met als titel Hollands glorie. Dat geldt zeker ook voor deze soort die in Deventer tot in de periferie van de stad te vinden is, maar eigenlijk een weidebewoner pur sang is. Pinksterbloem (Cardamine pratensis) is volgens verspreidingsatlas wijdverbreid in Nederland, althans als je de standaardverspreidingskaart bekijkt. De 1 km-versie laat zien dat de soort niet veel op de hoge zandgronden te vinden is. Pinksterbloem is een kensoort van matig voedselrijke graslanden.

Inmiddels heeft de stad Deventer, zoals vele andere steden, een deel van de oude graslanden ingesloten. In diverse wijken is de Pinksterbloem dan ook geen onbekend verschijnsel in parken. Er zijn leuke plekken te vinden waar het roze ziet van de Pinksterbloemen, als het maairegime dat tenminste niet in de weg zit.

De naam

Er gaan een aantal verklaringen rond voor de naam Pinksterbloem. De een gaat uit van een pink. De boerenstand weet nog wel wat een pink is, maar de meesten van ons zijn vergeten dat dit een eerste-jaarskoe is. Een puberkoe dus. Het moment dat deze lichting koeien voor het eerst de wei in gaat valt of viel vaak samen met de bloei van de Pinksterbloem.
De andere verklaring heeft te maken met het feit dat de plantensoort zijn naam heeft gekregen in de zeventiende/achtiende eeuw, toen het door het klimaat regelmatig voorkwam dat deze bloemen massaal bloeiden tijdens Pinksteren.

Vlinderrelatie

Een iconische dagvlinder die de Pinksterbloem tot zijn waardplanten rekent is het Oranjetipje. De mannetjes van die vlinder hebben feloranje bovenvleugels en zijn vanaf half maart te zien. Het hoogtepunt van de vliegtijd, er is één generatie, is rond half april. Ooit was de toptijd van de vlinder rond Koninginnedag. Duidelijk zichtbaar effect van de klimaatverandering dus, dat deze vlinder inmiddels vanaf half maart te zien is.

Oranjetipvrouw aan een Pinksterbloem

Dan zijn er ook volop vrouwtjes te zien die veel lijken op de, in die tijd aanwezige, witjes. Het verschil is eigenlijk alleen goed te zien als ze stil zit met de vleugels omhoog. Dan is de onderkant te zien, die olijfgroen gemarmerd is bij het Oranjetipje en die kleur ontbreekt bij de de andere witjes. De vrouwtjes zijn niet alleen door mensen niet direct goed te herkennen. Ook voor de mannetjes is het soms een toer om in de grote variatie van witjes, het oranjetipvrouwtje te ontdekken. Die mannetjes vliegen vaak vele kilometers langs bosranden tot één van de witjes de juiste geur blijkt te hebben. Vaak zijn ze dan al cirkelend om elkaar heen door de lucht aan het vliegen om af te tasten of het wel een vrouwtje van de juiste soort is.

In steden is deze vlinder vaak te vinden in bloemrijke tuinen en langs houtwallen, zeker als daar ook andere kruisbloemige zoals de Tuinjudaspenning en Look-zonder-look te vinden zijn.
Tuinen en parken met bloeiende randen zijn de favoriete ontmoetingsplaatsen van mannetjes en vrouwtjes van het Oranjetipje.

De rupsen zoeken na hun laatste vervelling een plek waar ze de rest van het jaar als pop kunnen overblijven. Dat gebeurt niet in het gras maar aan takken van bomen en struiken. De rups kruipt wel tot 10 meter hoog de bomen of struiken in en wordt dan een pop die op een doorn lijkt. Na 9 – 10 maanden komt er dan weer een nieuwe generatie Oranjetipje tevoorschijn: mits alles goed gaat natuurlijk.

Oranjetipjes zijn vaak in de ochtend bungelend aan een Pinksterbloem te vinden, al dan niet onder de dauw.

Orantjetipje mannetje rustend aan een Pinksterbloem.

Bronnen