Kropaar immer en alomtegenwoordig
Kropaar bloeit het hele jaar en komt overal voor
Kropaar (Dactylis glomerata) is een gras dat het hele jaar bloeiend is te vinden. Bij de eindejaarsplantenjacht – een project waarbij rond de jaarwisseling naar bloeiende planten wordt gezocht – staat deze soort in de top-20. Van de grassen wordt alleen straatgras vaker bloeiend gemeld. Het late voorjaar is de hoofdbloeitijd.
Krophaar is in het hele land aan te treffen dus ook overal in de stad. Als de soort niet uit een vierkante kilometer, een hok voor floristen, bekend is, is het hok waarschijnlijk niet recent geïnventariseerd. Omdat Kropaar bij uitstek een cultuurvolger is, is het bijna per definitie een stadsplant. Of vormen steden geen kernen van cultuur?
‘Dactylis’ is afgeleid van het Griekse dactylos = vinger, vanwege de vingervormig gelobde pluim. ‘Glomerata’ betekent opeengehoopt of met kluwens.
De soort is niet kieskeurig in zijn groeiplaats. Zolang de bodem niet extreem nat, droog, zuur of kalkrijk is kan Kropaar er groeien. Volle zon of schaduw maakt niet uit, Alleen diepe schaduw blieft hij niet. Kropaar is van oorsprong een berg- en bosplant uit West-Europa en Noordwest-Afrika. Bergplanten houden van een stenige omgeving en bosplanten verdragen schaduw. Nou, dan heeft de soort ideale eigenschappen voor een stadsplant.
Kropaar herkennen
Kropaar is een forse soort die bloeiend eenvoudig is te herkennen door zijn eivormige aartjes. Na de bloei blijven de compacte aartjes hun vorm houden. Alleen verandert de kleur van een grijsgroen naar lichtbruin, dus de vaste vorm is goed te herkennen. In het hele jaar zijn er aartjes te vinden, maar er moet goed gekeken worden om te bepalen of die echt aan het bloeien zijn.
Ook als Kropaar geen aartjes heeft is deze goed thuis te brengen. Onderaan de bladspruit is de stengel sterk afgeplat met twee scherpe randen. Zie je ergens een graspol met slap en warrig blad dan is even onderaan voelen voldoende om te weten of het kropaar is. Er is geen ander soort gras die zulke scherpe afgeplatte stengels heeft.
In de zomer en herfst is Europese hanenpoot algemeen in de stad te vinden. Deze soort is ook fors en heeft ook sterk afgeplatte stengels. Deze soort is glanzend donkergroen met donkerrood. Bij twijfe: Europese hanenpoot heeft geen tongetje op de schederand maar slechts een ribbel.
Het sliertige slappe blad met een lichtgroene kleur vaak deels liggend op de grond is heel karakteristiek en met enige oefening onmiskenbaar.
Als eenmaal kropaar vegetatief, dus niet bloeiend herkend wordt, dan valt het snel op dat deze soort vaak als een soort ster in het plaveisel groeit. Dit forse gras kan wel tred hebben, maar alleen exemplaren die niet in de loop staan worden groter.
Enkelvoud of meervoud
Kropaar is nogal vormenrijk en groeit in een grote variëteit aan milieus. Dus de soort heeft een variabele genetische achtergrond. Omdat Kropaar van oorsprong een bergplant is werd in de ijstijden de soort naar luwe plekjes in bergachtige streken teruggedrongen. Die plekjes waren vaak geïsoleerd van elkaar en maakten een eigen evolutionaire ontwikkeling door. Als die isolatie te kort duurde waren de populaties nog niet genetisch geïsoleerd als het weer warmer werd. De populaties vermengden zich tot één soort, maar het gevolg was wel dat de genetische diversiteit wel veel groter was geworden.
Als ik google op de naam samen met ‘genetic’ of met ‘evolution’ vind ik heel veel informatie waarbij duidelijk wordt dat de soort inderdaad genetisch zeer divers is. Waar ‘normale’ soorten diploïd zijn, wat wil zeggen twee sets genen waarvan een van de moeder en een van de vader afkomstig is, is kropaar tetraploïd of soms hexaploïd. Omdat genen dan vier of zelfs zes keer voorkomen geeft dit veel ruimte voor genetische diversiteit.
Wat ik wilde weten of er sprake is van één soort Kropaar of dat er toch verschillende soorten bestaan die nauw verwant zijn. Dit komt voor bij bramen, paardenbloemen en havikskruiden maar ik kom daar door betaalmuren niet snel achter. Wat ik wel vond is dat kropaar niet aan zelfbestuiving doet; in Nederland alleen tetraploïden voorkomen en dat althans hier sprake is van slechts één soort. Dus in Nederland kun je van Kropaar in enkelvoud spreken.
In Zuid- en Oost-Europa komen diploïde en hexaploïde varianten voor. Of moet ik toch soorten zeggen inplaats van varianten? Hun verspreiding is erg beperkt. Dat geldt niet voor Midden-Azië en Oost-Azië waar diploïde, tetraploïde en hexaploïde varianten wijdverspreid zijn.
Betaalmuren
Helaas is veel informatie verstopt achter betaalmuren van Springer en Elsevier. Het is raar, dat de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, betaald met publiek geld, niet voor het algemene publiek. bereikbaar is. Veertig dollar betalen voor een artikel uit 1962 dat waarschijnlijk jaren gratis in te zien was, op papier(!), op de universiteitsbibliotheken is natuurlijk van de gekke.
Ik vond wel dat Kropaar een goed voerdergras is en wereldwijd op de vierde plaats staat. In Nederland wordt de voorkeur aan Engels raaigras gegeven maar dat is dus niet overal zo. Er zijn resten van Kropaar gevonden in opgravingen van resten uit de Romeinse tijd in Nederland. In Midden-Duitsland zijn subfossiele resten van drieduizend jaar oud bekend.
Kropaar is een algemeen gras die niet echt veel belangstelling geniet. De plant is met zijn slordige groeiwijze niet echt mooi te noemen maar ik vind de soort sympathiek van wege zijn flexibiliteit en groeilust.
Bronnen
Wilde-planten.nl
Verspreidingsatlas.nl
Nederlandse Oecologische Flora – deel 5, Weeda et al.