De Zwartsteel is geen zwartkijker.
Als je zo af en toe eens de toestand van onze natuur en daarbij de flora in het bijzonder in beschouwing neemt moet je uitkijken dat je geen zwartkijker wordt. Stikstofcrisis, afname van zeldzame planten en toename van invasieve exoten; je wordt er niet vrolijk van. Dan is het goed om je te richten op een plant waar het wél goed mee gaat. Dat is bijvoorbeeld de Zwartsteel.
De Zwartsteel (Asplenium adiantum-nigrum) is een varen uit de familie van de Streepvarens waar bijvoorbeeld ook de Muurvaren en de Tongvaren toe behoren. Kenmerkend voor deze varens is dat de sporenhoopjes op het blad de vorm hebben van een streep.
De Zwartsteel draagt zijn naam niet vergeefs, de bladsteel is zwart in het onderste deel. Het blad heeft meestal een driehoekige vorm. De varen groeit over het algemeen op oude muren maar kan ook op de grond groeien, bijvoorbeeld in de duinen.
De geschiedenis van de Zwartsteel in Nederland is bijzonder. In het begin van de 20e eeuw werd deze varen vooral aangetroffen in Zuid-Limburg waar hij groeide op hellingen en holle wegen. Af en toe werd hij op een oude muur aangetroffen. In het begin van de eeuw nam de Zwartsteel sterk af. Na de achteruitgang, gevolgd door het vermoedelijke verdwijnen van de soort uit Nederland, maakt Zwartsteel sinds 1980 een spectaculair herstel door. Bijzonder is dat de Zwartsteel daarbij vooral op muren gevonden wordt. Ook nu nog lijkt de Zwartsteel toe te nemen in aantal. Zijn grootste vijand is de kadevernieuwing in de steden, want daar groeit hij het meest. Bij kadevernieuwing gaan soms grote aantallen varens verloren.
Bij mij in de omgeving groeit de plant vooral op de Haagse kademuren maar ook wel op andere muren. In Rijswijk groeit de Zwartsteel in ieder geval op twee plaatsen. Veel oude muren hebben we hier niet.
Omdat de Zwartsteel toeneemt kunnen we misschien wel stellen dat de Zwartsteel geen Zwartkijker is.