Baby’s in een slaapzakje
Geel monnikskruid (Nonea lutea), een prachtige naam, maar tevens een prachtige plant! De soort behoort tot de Ruwbladigenfamilie (Boraginaceae) en heeft lichtgele bloemen met een donkergeel hart. De bladeren en stengel zijn zeer ruw en zitten vol met stekelharen, borstelharen en klierharen. De deels paarsbruin aangelopen kelk zwelt bolvormig op na de bloeitijd en draagt dan vier kleine vruchten. In tegenstelling tot de meeste soorten, vallen deze vruchten al uit voordat zij volledig gerijpt zijn; ze zijn dan nog groen. Als je een beetje zoekt op de blad, zul je enkele tussen de bladharen gevallen vruchten kunnen vinden die niet langer groen zijn, maar reeds bruin verkleurd. Wanneer je de vruchten met een loepje bekijkt, lijken die – met een beetje fantasie – op baby’s in een slaapzakje.
Geel monnikskruid is inheems in Rusland, de Kaukasus en West-Azië en is door Rutger Barendse in 1995 voor het eerst in Nederland aangetroffen, maar hij kreeg hem niet op naam gebracht. Pas toen Gerard Dirkse de soort in 1998 bloeiend aantrof, zijn ze er m.b.v. een Roemeens plantenboek in geslaagd de soortnaam te achterhalen. Ze stond , en staat nog steeds, op een vrij open en droge grindhelling langs het spoor in Nijmegen. Gezien de grootte van de populatie, was de soort hier al een tijdje aanwezig en verblijft dus waarschijnlijk al zo’n 25 jaar in Nederland. In Nijmegen staat ze samen met Veldsla, Kromhals en IJle dravik. De soort is sinds 2011 ook in Rotterdam te vinden en is daar inmiddels op drie locaties aangetroffen. Twee weken geleden werd de soort op een tweede plek in Nijmegen aangetroffen, al was deze vondst snel te herleiden tot een tuinverwildering, de bewoner had de soort in zijn tuin gezet. Vorige maand is er ook nog een vondst gedaan in het platteland nabij Hengelo, buiten de bebouwing deze maal. In onze buurlanden wordt de soort ook adventief gevonden, al blijven deze waarnemingen ook daar zeer zeldzaam. Ze wordt vooralsnog niet aangeboden in tuincentra en blijft dus waarschijnlijk voorlopig nog een zeldzame soort, maar gevaar ligt op de loer!
De soort bloeit erg vroeg: vanaf maart tot en met mei, en gedijt op open, verstoorde en droge terreinen. Na een droog voorjaar weet de soort, door de vroege zaadzetting, zich vaak sterker uit te breiden dan in andere jaren. Wanneer de soort niet in toom gehouden wordt door regelmatig maaien, fysieke grenzen als wegen en muren of door onkruidbeheer langs de spoorwegen, zal zij zich sterk uit kunnen breiden. Elders in Europa is de soort zelfs als invasief bestempeld. Het is niet goed bekend hoe de soort zich gedraagt in haar wilde verspreidingsgebied, maar in Nederland lijkt zij zich te beperken tot het urbane gebied en vooral langs spoorwegen. In België is de soort ook succesvol in een akkerrand. Beide biotopen kenmerken zich door een verstoord milieu dat zich in een constant pioniersstadium bevindt. Wie weet gaan klimaatveranderingen er voor zorgen dat de soort ook in ons land invasief wordt, maar voorlopig is het gewoon een bijzonder mooie plant!