Over oprukkende Italianen

Stinsen- of stadsplant

Hoewel je bij de Italiaanse aronskelk (Arum italicum) niet direct denkt aan een stadsplant, blijkt ze toch aan een aantal stedelijke criteria te voldoen. Het gaat om een soort van zuidelijke herkomst die uitstekend gedijt op jonge, sterk door de mens beïnvloede bodems onder heggen, tussen bodembedekkers en in voedselrijke, verstoorde graslanden. De meeste floristen kennen de soort als stinsenplant maar zijn de stinsenplanten van vroeger niet de stadsplanten van nu?

Verspreiding

Feit is dat de Italiaanse aronskelk de laatste decennia aan een ware opmars bezig is. Hoewel de soort in de nieuwe Heukels’ flora nog steeds als zeldzaam staat vermeld, blijkt haar opmars overduidelijk. Als je de verspreiding van vóór 1990 met die van daarna vergelijkt blijkt een spectaculaire toename. Zie de NDFF Verspreidingsatlas. Ook in Zoetermeer zien we dit terug: recent is de soort in 13 van de 37 km2 die Zoetermeer groot is, waargenomen. Vooral dit jaar vallen de grote groeiplekken met meer dan 100 exemplaren op door de bessen die het stadsgroen pleksgewijs felrood kleuren. Over hoe die verspreiding precies in z’n werk gaat is geen eenduidig antwoord beschikbaar. De “Stinzenflora in Fryslân” meldt dat de giftige bessen “door enkele vogels, zoals merels, worden gegeten maar dat ze vaker nog ongegeten afvallen en ten gronde gaan. Gewoonlijk vermeerderen aronskelken zich in onze streken door deling van knollen”. Niet uitgesloten is dat deze vegetatieve vermeerdering in de stad met zijn enorme bodemdynamiek een rol speelt. Meer voor de hand ligt dat de afgevallen bessen kiemen waardoor de groeiplekken jaarlijks in omvang toenemen.

Overigens behoren ook aronskelken tot de soorten die in de jaren ’80 van de vorige eeuw onderdeel waren van het uit te zaaien Zoetermeerse sortiment.

In september komt het gemarmerde blad weer te voorschijn.

Kenmerken en bestuiving

De Italiaanse aronskelk valt vooral op door de 15 -35 cm pijlvormige, geelwit gemarmerde bladeren die in het najaar verschijnen. De bloei vindt plaats in mei en juni met een verdikte bloeikolf, waarvan het zichtbare bovenste deel knotsvormige geel is. Onderaan de bloeikolf zitten de groenwitte bloemen en ook het schutblad van de bloeikolf is groenwit. De rode besvruchten zijn 1 cm breed.

Bestuiving van aronskelken vindt plaats met behulp van motmugjes. Hiervoor zetten aronskelken een geavanceerd vangsysteem in werking. Door verbranding van zetmeel warmt de bloeikolf zo’n 10 graden op t.o.v. de omgeving waardoor er stoffen vrijkomen die naar aas ruiken. Hier komen motmugjes, al dan niet beladen met stuifmeel, op af. Die komen dan in een val terecht waardoor bestuiving tot stand komt. Pas de volgende dag of de dag daarna opent de val zich weer en verlaten de mugjes de plant om een volgend exemplaar op te zoeken.

Naamgeving

De meest waarschijnlijke verklaring van de geslachtsnaam “Arum” is dat deze is afgeleid van het Griekse woord aros dat nuttig betekent. Dat zou te maken kunnen hebben met de knollen die opvallend veel zetmeel bevatten en die indertijd als voedsel konden worden gebruikt. Er bestaan ook vele legenden m.b.t. het geslacht aronskelk waarvan de volgende betrekking heeft op de felrode bessen: de plant stond op Golgotha aan de voet van het kruis, waar het bloed van Christus op de bladeren spatte en zo ook in de vruchten terecht kwam. Vanaf die tijd waren deze rood gekleurd.

Tweelingsoort

Zoals dat in het plantenrijk wel vaker voorkomt heeft de Italiaanse aronskelk in Nederland ook nog een tweelingbroertje, de Gevlekte aronskelk (Arum maculatum). Deze soort wordt als oorspronkelijk inheems beschouwd en komt nu vooral nog in stinsenmilieus voor. In vergelijking met de Italiaanse variant heeft deze soort van nature een noordelijker verspreiding die rijkt tot in Schotland en Denemarken. De Gevlekte aronskelk komt ook in Zoetermeer voor en onderscheidt zich van haar grotere broer door kleinere bessen (0,5 cm. breed), een grijspurpere bloeikolf en gevlekt blad.

Onderscheid

Ogenschijnlijk is herkenning van beide soorten in het veld geen probleem. Er zijn echter momenten  in de ontwikkeling die verwarring kunnen veroorzaken. In het voorjaar, als van beide soorten alleen het blad zichtbaar is blijkt dat zowel de Gevlekte als de Italiaanse aronskelk regelmatig met glanzend groen blad kunnen voorkomen. Zowel de karakteristieke geelwitte tekening op het blad van de Italiaanse, als de donkerpaarse vlekken op het blad van de Gevlekte aronskelk ontbreken dan. In dat geval zullen we het moeten doen met de enigszins afwijkende bladvorm maar met een beetje puzzelen moet dat wel lukken.

Ook in ruig hooiland duiken de rode bessen van de Italiaanse aronskelk op.